Zephyros. Een verhaal van Griet, Martha, Leila, Dennis en Bert.

1

Op de dag van mijn geboorte waaide het zo erg dat alle takken van de bomen naar het Oosten bogen. Die wind hield gedurende tien dagen aan. Niemand kon naar buiten gaan. Deuren en luiken werden vergrendeld. Alles wat los kon, werd met dikke touwen stevig vastgebonden. Aangezien mijn moeder en vader discussies hadden over hoe ze hun kersverse baby  zouden noemen, kwam mijn oma met de naam ‘Zephyros’. Zephyros betekent ‘God van de Westenwind’. Ik ben Zephyros. Ik ben Zephyros en woon in een land dat je niet op de wereldkaart kan vinden.

Oma, mama, papa, mijn broer, mijn zus en ik woonden in een groot dorp met heel weinig inwoners. Dat was fijn, wij hadden volop ruimte om te spelen en te wandelen. Onze geiten en schapen hadden immens groene grote weiden om te grazen. Onze meest nabije buren woonden op twee uur wandelafstand. Die buren waren de zus van mijn mama met haar man en vijf kinderen.  In ons dorp was geen school, geen gebedsruimte, geen winkel. Elke morgen zaten mijn broer, zus en ik op een stoel bij oma die ons verhalen vertelde waaruit we iets konden leren.  Mooie en leuke verhalen maar ook droevige en angstige verhalen. Oma begeleidde haar verhalen altijd met een muziekinstrument dat ze zelf gemaakt had. Een holle boomstronk met daarover een geitenvel gespannen. Onder het vertellen door trommelde ze met haar vingers zo hard of zo zacht als het verhaal dat ze vertelde. Zo zaten we geboeid te luisteren tot de middag.

2

Al kijkend naar het zwart-wit portret uit m’n jeugd komen alle mooie herinneringen aan thuis en mijn familie terug. Ik proef m’n jeugd terwijl ik me de muziek en verhalen van mijn grootmoeder herinner. Ik vind mijn speelse glimlach terug die ergens verstopt zat tussen alle kilometers die mij van thuis en mijn geliefden scheiden. Soms vraag ik me af waarom ik niet als een eeuwig speels kind op mijn verborgen plekje bleef, in plaats van te groeien tot de volwassene die ik nu ben.  Wat ben ik blij dat ik deze foto heb bewaard, m’n moeder gaf ze me net voordat ik vertrok naar onbekende avonturen. Op de dag dat ik vertrok, blies de wind somber uit het westen vertrok, net zoals op de dag dat ik werd geboren.

Ik was bijna 18 toen ik besloot om de wereld te verkennen. Mijn familie was bereid om onze momenten samen op te offeren zodat ik van de wereld kon leren en iemand te worden ‘met een toekomst’.  Ik vraag me af wat er van mij zou geworden zijn als ik mijn land nooit had verlaten. Ik vraag aan het kind Zephyros wat zijn dromen waren en hoe hij die mooie authentieke glimlach zo eenvoudig kon houden.

De Zephyros die ik vandaag ben geworden probeert dat speelse kind te bereiken met magische en lichte stappen. De Zephyros die ik nu ben, kijkt ernaar uit om de muziek van zijn wortels te omarmen terwijl hij de gekte van een ‘moderne’ wereld inloopt. Deze wereld heeft geen tijd om de zonsopgang te bewonderen of naar de wind te luisteren. Het heeft het te druk met het zoeken naar ‘geld en stabiliteit’ terwijl we met z’n allen grijs en ziek worden. Ja, er is nog altijd een stem in dit volwassen lichaam die in opstand komt tegen de ontdekte wereld: ik wil lopen om opnieuw verbinding te vinden met mijn innerlijke ziel ‘God van de Westerwinden’.

3

Elke naam heeft een eigen betekenis. Een naam is meer dan alleen een naam. Mijn oudere drie zussen zijn geboren in het dorp. Daarna zijn mijn ouders naar de stad verhuisd. Ik en vier anderen zijn geboren in de stad. Mijn moeder heeft ons allemaal thuis  gebaard. Onze buurvrouw nam de rol van vroedvrouw op. Deze buurvrouw heeft mij mijn naam gegeven: Leila. Later kwam ik er erachter dat dit een Arabische naam is en betekent ‘mooie, heel warme, nacht’. Bij ons komt deze naam heel veel voor en het klinkt als ‘Leyla’.

In onze kindertijd leek het leven zorgeloos, iedereen beschermde je. We leefden in vrede en harmonie met mensen van verschillende nationaliteiten. Wij deelden samen verdriet en vreugde. Mijn ouders en buren vertelden ons veel boeiende en leuke maar ook droevige verhalen over hun geboorteland. Mijn vader begeleidde zijn verhalen soms met liedjes. Zo maakten we kennis met hun leven voor ons. Ik begreep deze verhalen niet altijd want ik groeide hier op nadat zij hun land verlieten om ons een toekomst te geven. Maar dankzij hun verhalen, leerde ik ook mijn verhaal kennen.

Ik leefde vele jaren in harmonie met mijn familie in mijn land. Maar niets is voor altijd. Plots stonden mijn land en mijn leven op zijn kop. Menselijke principes veranderden. Liefde, vriendelijkheid en empathie waren niet meer van tel. En zo moest ook ik mijn land verlaten. Toen herinnerde ik mij de verhalen van mijn ouders. Hier in mijn nieuwe land was het voor mij en mijn familie noodzakelijk om verder te leven en om te werken voor de toekomst van mijn kinderen, om de kracht van liefde, dromen, niet te laten uitdoven .

4

In hoeverre bepaalt de geografie je identiteit? Ben ik wezenlijk iemand anders dan dat jongetje met zijn geiten en de schapen in wiens wol je handen verdwenen als je het probeerde te aaien. Nu lig ik hier in een hotelkamer in het centrum van Toulouse. Volgens het bordje aan de deur: minimumtarief, liefst honderd euro per nacht en ik staar naar het plafond dat door de straatverlichting beweegt. Mis ik mijn familie of mis ik mezelf? Ik hoef niet te betalen.

Morgen is de dag. Als ik teken ben ik weg. In de verte ruist de zee. Of is het de nooit stoppende stroom van auto’s die me roept, of oma? Die me waarschuwt? Wanneer ben ik gestopt met luisteren?

Op deze foto stel ik mezelf geen vragen. Ik ben gewoon. Ik ben, dus ik luister. Is dat niet wat die Franse filosoof ooit zei?

Ik ben de wind. Ik ben de wind en ik kom langs. Hoe ging het verhaal ook weer? Van de wind die blies en maar probeerde, maar niets leek te beroeren, alleen wat bladeren aan de bomen. Tot hij zo hard blies dat de boom knakte en niets nog bewoog.

Ik ben de wind. Ik blaas het zand de lucht in, voer zaden met me mee. Ik breng leven en verwoesting, maar geen steen die me hier voelt.

Oma, praat met mij. Leer me luisteren. Vertel me een verhaal.

5

Het blijft stil.

Mijn hart breekt als ik besef dat ik de stem van mijn oma niet meer ken. Ik zie haar voor me zitten. Moeiteloos. Haar trommel klinkt glashelder, alleen haar stem kan ik me niet voor de geest halen. Ze had een stem waarmee ze mij, mijn broer, mijn zus en de zon te slapen kon zingen. Dat weet ik nog, maar de klank, het ritme, de kleur… allemaal weg. Ik ben haar aan het vergeten. Het voelt als een brute stomp in mijn maag. Een stoot die met forse kracht een niets ontziende leegte achterlaat.

Waar eenzaamheid achter hotelgevels verscholen gaat, daar lig ik op bed. In gedachten ben ik omringd door mijn voltallige familie. Het verlangen om hen terug te zien, houdt me sterk. Zelf mag ik niet knakken zoals de boom. Ik moet bewegen en iets doen. Ik moet naar buiten de wereld in. Mijn haast vergeten dorp ruilde ik in voor een haast verboden stad. Tenminste, zo voelt het soms. Hier zoek ik mijn plek, om mijn wind te laten razen en opnieuw te beginnen.

Morgen is de dag. Ik maak het raam open en ga op het balkon staan. Een welgekomen zacht briesje brengt verkoeling in deze mooie, warme nacht. Spiedend kijk ik strak voor mij uit naar de horizon. Blik vooruit, op het oneindige gericht. De toekomst ligt voor me. Voorzichtig lach ik haar toe.

Deel