“Dankzij vrijwilligerswerk zie ik mensen op een andere manier”

02 dec 2025

Wist je dat… mensen die vrijwilligerswerk doen zich gemiddeld vijf jaar jonger voelen? Vrijwilligerswerk maakt je fitter en gezonder, vergroot je sociale netwerk en helpt bij het vinden van een baan omdat werkgevers het op je cv waarderen. Voor mensen met een migratieachtergrond helpt het bovendien om geen of weinig discriminatie te hebben bij sollicitaties*. Naar aanleiding van de Internationale Dag van de Vrijwilliger dat elk jaar op 5 december plaatsvindt, sprak FMDO** met Amer, die al meerdere jaren Twee (T)Huizen Eén Gids***-rondleidingen geeft.

Foto door Aerin Thijs

Wat betekende het voor jou om in 2010 van Palestina naar België te verhuizen?

Ik verhuisde eind 2010 naar België, en het was eigenlijk al mijn derde keer in Brussel. Ik was hier eerder twee keer geweest als toerist. Die tweede reis herinner ik me nog heel goed: ik maakte toen een kleine tour door Europa en bezocht steden die ik altijd al wilde zien – Barcelona, Madrid en Parijs. Het was een prachtige reis, en op de één of andere manier heeft die mij uiteindelijk teruggebracht naar hier, om van Brussel mijn thuis te maken. Die derde keer kwam ik na mijn afstuderen aan de universiteit in Palestina, waar ik Marketing studeerde. Toen ik hierheen verhuisde, hoopte ik een nieuw leven te beginnen – één met betere kansen, veiligheid en vrijheid.

Het feit is: ik ben Palestijnse staatsburger met een Palestijns paspoort. Veel familieleden zijn Palestijnse burgers van Israël. Een deel van mijn familie, waaronder beide grootouders, moest na de Nakba in 1948 vluchten uit hun huizen in Jaffa – de Palestijnse catastrofe die plaatsvond toen Israël werd gesticht en ons land werd bezet. Een deel van mijn familie woont daar nog steeds, al ligt het nu achter de muur, aan de Israëlische kant. Ik bezocht hen vaak als kind.

Veel Palestijnen hebben die mogelijkheid vandaag niet meer. De apartheidmuur scheidt ons van elkaar, beperkt onze vrijheid en bewegingsruimte, en maakt zelfs eenvoudige familiebezoeken bijna onmogelijk.

Verhuizen naar België was voor mij geen enorme cultuurshock, om verschillende redenen. Ik had al wat rondgereisd in Europa. Mijn vader studeerde aan de universiteit van Liverpool en woonde een tijd in het Verenigd Koninkrijk, waardoor dat stukje cultuur al in ons gezin aanwezig was. Daarnaast is de Israëlische maatschappij aan de andere kant van de muur sterk verwesterd, met veel mensen van Europese afkomst. Tot slot was ik al actief bij verschillende lokale en internationale NGO’s met veel Europese activisten. Europese cultuur voelde dus al vertrouwd nog voor ik hier kwam wonen.

Het weer was wel een uitdaging voor iemand uit het Middellandse Zeegebied. De meesten van ons hebben het moeilijk met de kou en de grijze lucht – het kan behoorlijk somber zijn. In het begin was ik vaak ziek en wist ik nooit hoe ik me moest kleden tegen de natte kou. Nu ben ik goed aangepast. Ook merkte ik dat mensen hier wat gereserveerder zijn dan de warme, open Mediterranen waar ik aan gewend was. Gelukkig ben ik van nature heel sociaal; anders had vrienden maken veel moeilijker geweest.

En dan waren er de documenten en administratie – een ware nachtmerrie. De bureaucratie leek eindeloos en ik kreeg vaak te maken met onvriendelijkheid. Natuurlijk was niet iedereen zo, maar de onvriendelijke momenten blijven veel harder hangen dan de zeldzamere vriendelijke. Ik woonde twaalf jaar in Elsene, en nu in Ukkel. Toen ik op zoek was naar werk, ondervond ik veel moeilijkheden en helaas ook behoorlijk wat racisme.

Aan de positieve kant: ik heb altijd gehouden van kunst en mooie architectuur. Art Nouveau vond ik meteen geweldig. Toen ik Barcelona bezocht, was ik in complete bewondering voor Gaudí en de Sagrada Família. Terug in Brussel ontdekte ik onze eigen meester: Victor Horta. Daar is mijn echte passie voor architectuur begonnen.

Nu hou ik oprecht van Brussel. Ik ben zelfs zo iemand geworden die probeert anderen verliefd te laten worden op de stad – of op z’n minst hun mening te veranderen. Als iemand kritiek heeft, spring ik altijd in om hen de mooie kanten te tonen: waar je heen moet, wat je moet doen, waar je lekker kan eten of gewoon hangen (lacht). Het is een grote, culturele stad, en gelukkig wonen hier veel internationale mensen. Dat helpt om me thuis te voelen.

Wat herinner je je het meest levendig van je eerste dagen in Brussel?

Ik herinner me die eerste dagen nog heel levendig. Ik zie mezelf als een bevoorrechte Palestijn, omdat ik een paar keer als toerist kon komen en vrij eenvoudig kon verhuizen. Veel Palestijnen die hier aankomen hebben een veel moeilijkere reis gekend. Niet alle Palestijnen in België zijn vluchtelingen of asielzoekers, maar tegenwoordig geldt dat wel voor de meesten – zeker na de oorlog in Gaza.

Toen ik aankwam, kende ik al mensen hier. Zij lieten me de mooiste plekken zien: het Jubelpark, de Zavel, de Grote Markt. Wat ik in het begin het fijnste vond, was de architectuur, het eten en de feesten. Minder het weer – al was het zomer toen ik arriveerde.

Nieuwe vrienden maken was voor mij geen probleem, maar vrienden en familie missen blijft moeilijk. De bevoorrechten kunnen mij bezoeken. Ik zie veel mensen in Brussel – immigranten én mensen die hier geboren zijn – worstelen met integratie. Soms wint de angst om contact te maken. Mensen die racisme hebben ervaren, durven anderen soms niet benaderen uit schrik om opnieuw beoordeeld te worden. Soms zeggen mensen dan stomme dingen.

Wat mis je het meest aan je dagelijkse leven in Palestina?

Ik mis mijn moeder het meest, en mijn familie. Ik mis mijn vrienden – mijn jeugdvrienden en mijn universiteitsvrienden. Ook het lokale eten mis ik, en het mooie weer. Als Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever mochten we niet naar de zee. Ik heb die dus nauwelijks kunnen meemaken. Toen ik jonger was dan zestien had ik geen vergunning nodig, en kon ik naar het strand dat maar vijftien minuten lag van waar mijn ooms woonden. Ik ben er vaak geweest in mijn kindertijd, vóór de Israëlische regering de afscheidingsmuur bouwde.

Ik mis de Israëlische bezetting niet, noch de nederzettingen, de checkpoints, de kogelgeluiden, de bombardementen of het risico om elk moment neergeschoten te worden. Ik mis niet hoe we gegijzeld leefden op de Westoever.

Wat is je favoriete Palestijnse gerecht?

Mijn lievelingsgerecht is Maqloubeh. Ik denk dat iedereen Maqloubeh lekker vindt – het betekent letterlijk “ondersteboven.”

Maqluba, uit het kookboek ‘Jerusalem’ van Sami Tamimi en Yotam Ottolenghi. Foto door Aerin Thijs

Ik vertel hierover tijdens mijn gidswandeling. Iedereen kent chef Ottolenghi, maar bijna niemand kent Tamimi, zijn Palestijnse partner in hun kookboek. Ze komen allebei uit Jeruzalem en ontmoetten elkaar in Londen. Ottolenghi werd wereldberoemd, maar Tamimi niet. Volgens wat ik las wilde Tamimi zelf niet in de schijnwerpers staan. Ze hebben samen restaurants, maar Ottolenghi kreeg alle aandacht, en daardoor kennen maar weinig mensen Tamimi.

Dat vind ik triest. Als ik mensen hun kookboek toon, herkennen ze Ottolenghi meteen, maar niet Tamimi. Op de cover staan Arabische en Hebreeuwse letters in elkaar verweven – iets wat ik tijdens mijn tour bespreek wanneer we naar een bepaalde graffiti in de Zavel kijken.

We hebben veel gerechten, maar mensen kennen Palestijns eten vooral via Libanese of Syrische Levantijnse restaurants, omdat onze keuken sterk verwant is. Alleen is wat je daar krijgt vooral streetfood. We eten thuis niet elke dag falafel of hummus.

Gelukkig openen er steeds meer authentieke Palestijnse restaurants in Brussel, waaronder eentje in de Zavel: Jaffa. Dat is ook de stad waar mijn familie vandaan komt.

Hoe is jouw gevoel van ‘thuis’ geëvolueerd sinds je naar België bent verhuisd? Wat betekent thuis voor jou? Voel je je thuis in België?

Veel mensen zeggen dat we hier als vreemden leven, maar persoonlijk voel ik dat niet meer zo. Misschien tijdens de eerste twee jaar wel. Nu is België thuis. Brussel is thuis.

Wanneer ik terugkeer naar Palestina, ben ik het leven daar niet meer gewend. Veel Palestijnen zijn dat wél – de bezetting, het leger overal, de schoten, de checkpoints, het structurele minderwaardigheidsgevoel. Het is hartverscheurend dat dat hun normaal is geworden. Ik zeg liever hun leven, want het is niet langer het mijne.

Als ik op bezoek ga, kan ik het niet verdragen. Aan de grens verlies ik al mijn kalmte. De manier waarop mensen worden toegesproken, hoe ze behandeld worden alsof ze minder zijn – ik kan dat niet meer accepteren. Mijn moeder zegt dan soms: “laat het maar,” maar ik antwoord: “Nee. Het ís niet oké.” Mensen slapen en ontwaken in oorlog, en velen raken eraan gewend. Maar ik geloof niet dat iemand het werkelijk accepteert – daarom verzetten ze zich, in welke vorm dan ook. Alleen overheerst machteloosheid. Wat kan je doen?Dus wanneer ik terugga, voelt het niet meer normaal. Maar ik hoor ook bij de Palestijnen die kunnen teruggaan, omdat ik Palestijnse nationaliteit heb. Veel Palestijnen in de diaspora hebben geen staat, geen papieren, en kunnen hun land niet bezoeken zonder een ander paspoort – zoals een Belgisch.

“Via mijn tours leren mensen meer over Palestijnen dan via het verschrikkelijke nieuws.”

Als vrijwilliger bij FMDO, waarover spreek je tijdens je Twee (T)Huizen Eén Gids-tours?

Mijn wandeling begint bij het Hilton Hotel. Dat was mijn eerste halte in Brussel na mijn aankomst in Zaventem; ik sliep er twee nachten bij een vriend. Vanaf daar wandelden we naar de Grote Markt en het centrum, en zo ontdekte ik de stad.

Ik heb niet veel andere tours gevolgd, maar ik weet zeker dat ze allemaal bijzonder zijn – elk met een andere achtergrond, een ander land. Tijdens mijn tour spreek ik over veel thema’s.

Sommige deelnemers verwachten vooral info over Brussel en zijn in het begin verrast dat er ook geschiedenis en politiek in zit – Palestijn zijn betekent nu eenmaal dat gesprekken vaak eindigen bij politiek. Maar de wandeling is een mengvorm: over Brussel én over Palestina. Na een tijdje worden mensen meestal erg betrokken, omdat ik tastbare voorwerpen meebreng – dingen die ze kunnen zien en vasthouden. Zo ontstaat er meer begrip en voelen mensen Palestina als meer dan alleen nieuwsberichten.

Veel mensen hebben een negatief of gedehumaniseerd beeld van Palestijnen – vaak door de media. Gelukkig begrijpen steeds meer mensen wat er gebeurt en willen ze oprecht leren.

Stoffen van traditionele Palestijnse jurken, uit het boek ‘Subjective Atlas of Palestine’. Foto door Aerin Thijs

Over traditionele kleding en culturele symbolen

Ik vertel over Palestijnse traditionele jurken en hun borduurwerk. Elke stad heeft haar eigen patronen. Vroeger droegen mensen ze dagelijks, nu vooral bij bruiloften en grote gelegenheden, al dragen oudere vrouwen op het platteland ze nog steeds vaak. Tijdens oorlog, wanneer nationalisme opflakkert, grijpen mensen sneller naar symbolen zoals de keffiyeh en traditionele jurken. Bruiloften beginnen tegenwoordig vaak met een traditionele jurkenceremonie, gevolgd door een feest waar de bruid een witte jurk draagt.

Handgemaakt door Amer’s moeder. Foto door Aerin Thijs

Ik toon handgeborduurde tasjes, erg kostbaar voor mij, gemaakt en cadeau gegeven door mijn moeder. Mensen willen ze vaak kopen wanneer ze ze zien. Eén ervan is in de kleuren van de Palestijnse vlag en gemaakt voor mijn identiteitskaart. Mijn moeder is heel artistiek; ze werkt in een medisch labo, maar in haar vrije tijd creëert ze altijd kunst met haar handen.

Over de keffiyeh en lokale producten


Ik breng ook een keffiyeh  (een vierkante doek, diagonaal gevouwen tot een driehoek. Vaak zwart-wit of rood-wit ruit- of visgraatpatroon) mee en leg de betekenis ervan uit. De patronen op de Palestijnse keffiyeh staan symbool voor:

  • Olijfbladeren: kracht, veerkracht, volharding
  • Het visnetpatroon: de band tussen Palestijnse zeevaarders en de Middellandse Zee
  • De sterke lijnen: handelsroutes door Palestina, waaronder de Zijderoute

Ik draag altijd natuurlijke olijfoliezeep uit Nablus bij me – mijn geboortestad. Gemaakt van Palestijnse olijfolie. Ook neem ik za’atar mee: een mix van bergtijm, sesamzaad, sumak en zout. We eten het met Palestijnse pita, Jeruzalemse kaak of Manakeesh.

Over za’atar

Tijdens mijn tour vertel ik over za’atar op de Kunstberg. In de plantenvakken vind je kruiden zoals salie en tijm. Daar praat ik over Palestijns ontbijt: zwarte thee met salie (Merrymia) – je kookt ze samen. Zoals Marokkanen muntthee hebben, hebben wij saliethee. Bijna elk huis heeft gedroogde salie in een pot. Al duizenden jaren gebruiken mensen het als geneeskrachtig kruid. De naam Meramiyyeh verwijst naar een verhaal over de Maagd Maria – op haar vlucht voor Herodes rustte ze bij een saliestruik. Ze veegde haar gezicht met de blaadjes, vond rust in de geur, en zegende de plant.


Amer in Mont des Arts, bij de salie. Foto door Aerin Thijs

Mijn tour is eigenlijk één grote herinnering aan mijn eerste tijd in Brussel, en aan wat ik vandaag mooi vind aan de stad. Bij elke halte verbind ik verhalen en betekenissen. Je leert niet alleen een stad kennen, maar je integreert in haar. Ik begin bij het Centraal Station, dan het Palestijnse ontbijt, en daarna gaan we langs monumenten, architectuur en graffiti.

Ik spreek ook over vrijwilligerswerk: hoe je daklozen of vluchtelingen kan helpen, en hoe zulke ontmoetingen je wereldbeeld veranderen. Ik vertel het verhaal van een kunstenaar die het portret maakte van een dakloze man. Toen de man het zag, begon hij te huilen – hij zei dat het de eerste keer was dat iemand hem als mens en als mooi zag. Dat raakt mensen diep.

In tijden van oorlog en terreur hebben we vrede meer dan ooit nodig. Hoe wil jij helpen om meer vrede in de wereld te brengen?

Tijdens mijn studententijd was ik vredesactivist. Dat engagement werd sterker nadat mijn moeder werd neergeschoten terwijl ze thuis was, tijdens een Israëlische invasie in Nablus in 2001–2002. Geweld brengt alleen maar meer geweld; het is een eindeloze cirkel. Ik had mijn moeder bijna verloren, maar gelukkig niet. Ik weet niet waar ik de moed vond, maar dankzij de steun van mensen om mij heen begon ik regelmatig een dorp in Jeruzalem te bezoeken: ‘Oasis of Peace’. Daar leerde ik wat vrede kan zijn. Ik was ook jeugdleider bij verschillende NGO’s. We leerden geweldloze weerstand, onderhandelen, politiek leiderschap, en hoe je respectvol kan blijven, zelfs bij onenigheid. Ik leerde de kracht van dialoog.

Voor mij zijn vrede, rechtvaardigheid en gelijke rechten de enige weg vooruit – ondanks alles wat we in Palestina hebben meegemaakt. We hebben al vele vreedzame wegen geprobeerd. Als je naast een andere gemeenschap leeft zonder gelijkheid, vraag ik me af hoe vrede mogelijk is. Toch blijf ik hopen. Ik heb mijn familie al drie jaar niet gezien door de oorlog. Ik wacht tot de situatie rustiger wordt – hopelijk met vrede en recht – zodat ik hen kan omarmen.

Voor mij is vrede de enige weg, ook al hebben we in Palestina veel vreedzame manieren geprobeerd — sommige mensen van de andere kant willen geen vrede.

Wanneer je samenleeft met een andere samenleving en er geen rechtvaardigheid is, weet ik niet hoe vrede ooit kan komen, maar ik blijf hoopvol. Ik heb veel hoop verloren, maar er is nog een beetje. Ik heb mijn familie al drie jaar niet kunnen bezoeken, omdat het zo gevaarlijk is. Ik wacht tot er vrede komt, zodat ik mijn familie weer kan zien.

Je zei dat je graag in de natuur bent. Geeft de natuur je een gevoel van rust en vrede?

Ik woon vlak bij één van de grootste parken van Brussel: het Ter Kamerenbos. Ik hou van planten – mijn appartement staat er vol mee, geïnspireerd door mijn moeder. Zij is verbonden met het land. Ze bezit grond op het platteland en sinds we kind waren brachten we elk weekend door tussen olijfbomen, amandelbomen, cactusvijgen en vijgenbomen.

Ik was altijd in de bergen en tussen de bomen. Ik adoreer parken – ik denk dat niemand natuur écht kan haten. En Brussel heeft gelukkig veel groene plekken. Ik wandel graag en ga vaak naar de Ardennen of de Vlaamse velden.

Waar ik vandaan kom, bestaat het landschap vooral uit bergen, weinig vlaktes. Er zijn prachtige wandelplekken, maar ze zijn gevaarlijk door de militaire aanwezigheid en de honderden illegale Israëlische nederzettingen op de Westoever. Door de voortdurende bezetting en het geweld kan je bijna niets echt vrij beleven. Sinds de recente oorlog kan mijn moeder zelfs niet meer naar haar land – checkpoints blokkeren elk pad naar de dorpen. Rond elke stad staan poorten. Nu is het olijventijd. Veel mensen werden aangevallen of neergeschoten door extremistische kolonisten, en veel olijfbomen werden in brand gestoken. Ze weten hoe belangrijk die bomen voor ons zijn. Het is verschrikkelijk. Nu moeten we mensen in het dorp betalen om de olijven te oogsten – we geraken er zelf niet meer.

Voor mijn moeder is het plukken zelf het belangrijkste. Dat ze dat nu niet meer kan, is hartverscheurend.

Wanneer je langs het standbeeld van Godfried van Bouillon passeert tijdens je wandeling, wat hoop je dat bezoekers meenemen of onthouden?

Hij was één van de kruisvaarders die meer dan duizend jaar geleden van België naar Palestina trok – toen bestond de staat Israël nog niet. Bij zijn standbeeld merkt bijna niemand de inscriptie op. Ik wijs mensen erop. Aan de ene kant in het Frans, aan de andere in het Nederlands. Er staat dat hij de eerste koning van Jeruzalem was en dat hij in Palestina stierf in het jaar 1100. Tijdens mijn tour zeg ik: kijk, hier staat het woord Palestina – midden in Brussel, achter het Koninklijk Paleis.

Voor mij is dat bijzonder omdat Palestina daar erkend wordt, terwijl ik vandaag vaak niet als Palestijn wordt erkend – maar de geschiedenis heeft het op steen geschreven.

Wat is je connectie met graffiti?

Ik begon van graffiti te houden door Banksy. Ik zag zijn werk voor het eerst op de afscheidingsmuur in Bethlehem. Mijn favoriete stuk toont een Palestijns meisje dat de zakken doorzoekt van een Israëlische soldaat die met zijn gezicht tegen de muur staat – de rollen omgedraaid. Ik fotografeer graag graffiti, leer erover, probeer hun motivatie te begrijpen. Maar zelf graffiti maken zou ik niet doen.

Voor mij is het een hobby – zoals schelpen of postzegels verzamelen. Veel mensen verzamelen foto’s, en ik verzamel graffitibeelden. Wanneer ik reis, zoek ik architectuur, kunst, musea en streetart.

‘Girl Frisking Soldier’, Banksy. Foto door Aerin Thijs

Wat is het belang van kunst als vorm van activisme?

Graffiti is voor mij expressie. Veel graffiti in Palestina gaat over politiek: bezetting, onderdrukking, misbruik, bevrijding. Toen ik kind was zag ik hoe het Israëlische leger graffiti overschilderde als collectieve straf.

Graffiti maakt steden tot openluchtmusea – vrij toegankelijk voor iedereen. Elke mural draagt een boodschap. Het is activisme, geweldloze weerstand. Ook journalistiek, muziek, dans, poëzie – het zijn vreedzame vormen van verzet. Dat is wat ik leerde in Oasis of Peace: wij Palestijnen hebben elke vorm van geweldloze actie geprobeerd. Maar soms lijkt niets te veranderen. Geweld creëert alleen maar meer geweld.

Ik hou niet van vandalisme – de zinloze tags die gebouwen beschadigen zonder betekenis. Maar mooie, doordachte graffiti koester ik. Helaas verpesten de slechte soms het beeld van de goede.

Wanneer ik tegenwoordig ergens een Palestijnse vlag of graffiti zie – in Brussel of elders – maakt het me gelukkig. Het herinnert me eraan dat mensen ons niet vergeten. Dat ze ons niet laten verdwijnen. Het toont dat velen woedend zijn over het onrecht en de oorlog. Word dus niet boos op de graffiti – wees boos op het geweld, het lijden, en hoe onze stemmen worden weggeduwd. Palestijnen zijn mensen zoals iedereen – met kunstenaars, schrijvers, cultuur. En misschien geven die kleine tekens nog een beetje hoop.


*Dit schrijven onderzoekers Stijn Baert (professor Arbeidseconomie aan de Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen) en Jens Detollenaere (onderzoeker aan de Universiteit Gent).

** FMDO vzw (Federatie Mondiale en Democratische Organisaties) verbindt en versterkt mensen in deze diverse samenleving en doet dat met sociaal-culturele verenigingen van mensen met een migratieachtergrond en gedreven vrijwilligers die het hart van FMDO vormen. www.fmdo.be.

***Bij Twee (T)Huizen Eén Gids leiden interculturele gidsen je rond door Brussel en Oostende. Ze vertellen er over hun herkomstland, hoe ze hier terechtgekomen zijn en tonen je de mooiste plekken van de stad. Geïnteresseerd? Neem hier een kijkje voor Brussel en hier voor Oostende en reserveer je gidsbeurt. Wil je de gidsbeurt van Amer of een andere gids in Brussel boeken? Dat kan hier.

Tekst en foto’s door FMDO-jobstudente Aerin Thijs


Deel